South & OUTBACK
Blijf op de hoogte en volg Bernice
03 Oktober 2018 | Australië, Darwin
Melbourne: hier was ik maar een paar dagen, lang genoeg voor mij. Na het voor mij geweldige Sydney vond ik Melbourne dan ook minder geweldig. Dat neemt niet weg dat het een leuke stad is, met veel street-art, heel veel leuke barretjes in de gezellige wijkjes. De Victorian Art Gallery waar ik tot mijn grote verbazing heel lang in heb doorgebracht, en verder heb ik al het belangrijke van de stad natuurlijk gezien. De Library was heel mooi en ik ben zelfs nog naar het Medical History Museum gewandeld, etc, etc. Het was leuk, maar geen hoogtepunt voor mij Maar:
Vanuit Melbourne begon de reis in het zuiden. Te beginnen met de Great Ocean Road (oftewel: de B100, iets minder speciaal klinkend). Daarvoor eerst een stukje over de langste highway in de wereld (14500 KM!). De GOR is een 236 km lange weg, die handmatig is uitgehakt door overlevenden van de eerste wereldoorlog. Via alle kliffen, inhammen en slingerwegen naar Apollo Bay, een klein schattig vakantiestadje. Je merkt wel dat het winter is, niet door de kou (wat het uiteraard ook was) maar doordat het overal verlaten is. Super fijn eigenlijk op deze mega toeristische route. Ook is alles nu mooi groen en begroeid, terwijl het in de zomer geheel verdord is allemaal, dus ook hier is dit een groot voordeel! Via het Otway National Park naar een klein regenwoudje. Dit is namelijk een van de natste delen van het hele land! (En het twee na zuidelijkste punt.) Ik heb natuurlijk al wel wat “bomen” gezien, maar toch is het elke keer weer anders, al blijft een regenwoud altijd wel “chilly” en vaak ook nat. Het meest opvallende was dat je tijdens de rit kon zien hoe de natuur steeds veranderde afhankelijk van de hoogte dat je boven zee level was. Van mooi groen gras en lage struiken naar mega dor en kapotte bomen, binnen een paar minuten. In dit regenwoudje stond de Mountain Ash, hele hoge bomen met soort gevlochten grote wortels die vaak een tunnel onder de boom vormde en ook waren er heel veel varens deze keer. Ook logisch dat er weer totaal andere vegetatie hier was, het is natuurlijk een half continent verder dan de vorige (dus van Nederland naar onderin Italië bij wijze van spreken). Ook gingen we hier koala’s spotten in het wild. Eerste stop geen gevonden, maar wel super mooi uitzicht. Verder op de dag wel wat slapende koala’s hoog in de bomen gezien. Een van de laatste die ik zal tegenkomen aangezien ze alleen oost en zuid wonen. Verder over de GOR passeer je de Shipwreck Coast, zo genoemd door de hele scheepsongelukken hier die tegen de rotsen worden gesmashed. (Meer dan 200 tussen 1830-1930!) Verder leuk om te weten is dat er niks tussen dat punt en Antartica in zit behalve water. Natuurlijk de belangrijkste stops gemaakt: Gibson’s steps, de 12 Apostels vanaf verschillende uitkijkpunten (het zijn er helemaal geen 12 en voor zover men weet ook nooit 12 geweest) en via Port Campbel National Park verder naar de Lord Arch Gorge, London Bridge en Bay of Martyrs. Voor meer informatie: zie google of mijn fotoboek. Door naar het Grampians National Park om aan glamping te doen. (Een woord wat ik heel veel gebruik sinds ik het ken. Het is “glamourous camping”; dus niet echt kamperen maar kamperen op een luxe manier, met een wc en douche erbij en in een bedje. Niet zoals ik gewend ben los in je slaapzakje op een stoffige zandvloer (met of zonder tent) met een gat in de grond als wc en geen stromend water.) In het donker rijden is wel gevaarlijk hier overigens. Telkens op de rem voor overhoppende kangaroos. Als je ze doodrijdt moet je zorgen dat je ze van de weg afhaalt zodat anderen er geen ongeluk door krijgen (sommige zijn écht groot namelijk). En niet te vergeten: altijd checken of ze een Joey in de buidel heeft! Deze moet je dan meenemen en warm houden tot hij wordt opgehaald. Verder hier onder andere echidna’s, emu’s, rendier en veel kookaburra’s gezien. Stunning view en lekker gewandeld bij de Jaws of Death en McKenzie falls. En door naar Adelaide gereisd. Dit ligt weer in een nieuwe deelstaat: South Australia. De grens over, dus vers fruit mocht weer niet mee, en weer in een nieuwe tijdzone gekomen!
Adelaide: een kleinere stad waar minder te doen is. Daarom bleef ik daar ook niet lang. Er zijn vooral veel kerken, verder ben ik naar de Central Market geweest en Chinatown, beide druk en gezellig op vrijdagavond. Maar de stad zelf is een gek vierkant omringd door parken die genummerd zijn, en eigenlijk zou alles erbuiten vooral leuk zijn, maar dat heb ik geskipt. Het was vooral een begin aan een nieuwe tour: de Outback in! Eerst door alle wijnvelden gereden, die 21% van alle Australische wijn verzorgt. Naar Meltose, de oudste stad in “the Flinders” (410 inwoners maarliefst) en via Peterborough door naar het Flinders Rangers National Park om te kamperen. Hier is in 2007 grote brand geweest waar het nog van herstelt, maar het was toch mooi om te wandelen door de Alligator Gorge. Eerste nacht in swags slapen “om te oefenen”. Kamperen ben ik zeker wel gewend, maar swags waren weer wat nieuws. Het is een soort dikke slaapzak met een “kap” die je over je hoofd kan trekken om je te beschermen tegen wilde dieren en regen. Je gaat erin liggen met je slaapzak en sluit je helemaal af. Beetje claustrofobisch, en die zak is donker gekleurd dus mijn grootste angst was dat iemand over me zou struikelen, of ikzelf over iemand anders als ik moest plassen in de nacht. Maar ik sliep prima en werd om half 5 uitgeslapen wakker om te vertrekken echt de outback in! Lange uitgestrekte weg met... pampampam: niks. Af en toe wat dode kangaroos langs de weg. Verder veel gezelligheid, geklets en eten, but, that’s that. 6 days, 2300 km.
Na een tijdje (lees: 10 uur rijden) aangekomen in Coober Pedi. Dit is een mini stadje midden in de woestijn die bekend staat om de Opal Mijnen. Opal is the gem of never never. Dat zeggen ze althans, rondleiding in een Opal mijn gehad door een enge vrouw, naar het Cooper Pedi sign gewandeld en daarna in bunks onder de grond geslapen. Alle huizen hier zijn gewoon uitgegraven in steen onder de grond, omdat het stikt van de vliegen in de zomer en gemakkelijk rond de 50 graden kan zijn overdag. Ik vond het aanvoelen als een militair oorlog plaatsje waar iedereen in bunkers schuilde. Maar wel super lekkere mega big pizza’s! Ook was er een kangaroo opvang en veel Aboriginal culture met digeridoos en “dot paintings”. Beetje duur om mee te nemen maar mama (mijn persoonlijke kunstenaar) dit kan je denk ik wel voor me namaken. Daarna verder naar het noorden om weer een nieuwe staat in te gaan: the Northern Territory, de 5e staat die ik bezoek. In Central Australia ook lekker wat nachten geslapen in de swags natuurlijk. De belangrijkste informatie even op een rijtje:
Watarrka National Park, 300 km ten noorden van Uluru ligt de Kings Canyon. 270 meter hoge kliffen in een natuurgebied met zo’n 600 plantensoorten met een mooie canyon-rim walk. Je komt door de Garden of Eden met een mooi mini meertje en super mooi ver uitzicht!
Uluru-Kata Tjuta National Park:
Uluru (Ayers Rock), 3.6 km lang en 348m hoog. Men denkt daarbij ook nog dat 2/3e van de rots onder de grond ligt. In de middag is hij okerbruin, maar later licht hij een soort van oranje op tot dieprood. Hier met een super geweldig en lekker dinner en wijntjes naar de mooie zonsondergang gekeken en de dag erna gezellig om 5 am vertrekken voor de zonsopgang. Super mooie kleuren van de lucht, rots, omgeving, alles.
Kata Tjuta (The Olga’s), een groep rotsen samen. De grootste is mount Olga, 546 meter hoog, ongeveer 200 meter hoger dan hun buurman Uluru. Kata Tjuta betekend “veel hoofden”. Ook super om bij rond te wandelen tussen al het grote gesteente. Achter alle verschillende grote rotsformaties zitten Aboriginal verhalen. De rotsen zijn zo’n 350 miljoen jaar geleden opgekomen, ze bestaan uit zandsteen. Er is wel veel erosie geweest sinds toen, dus zouden zelfs nog veel groter zijn geweest vroeger! Veel mensen nemen stenen mee naar huis, wat gezien alle bijgelovige verhalen misschien niet zo slim is. Per dag worden er dan ook 2 rotsen teruggestuurd vanuit heel de wereld van mensen die ongeluk denken te hebben sinds ze de rotsen mee hebben genomen. In de “sorry mail” wordt dan door de mensen bekend de rotsjes gestolen te hebben en het is een smeekbode om de badluck op te heffen.
Verder zijn er ook veel rotsschilderingen te zien overal. De datering van deze tekeningen is gemakkelijk te achterhalen. Het is hier de woestijn dus water is heilig en werd een hele tijd voor niks anders gebruikt dan te drinken, dus ook niet voor douchen of zwemmen. Om te verven werd daarom dierenvet gebruikt om de kalkverf op te lossen, wat de kleuren ook meteen minder transparant maakt dan met water. Datering herleiden kan dus gemakkelijk met de proteinen uit het DNA in de verf.
Het is nog steeds winter hier, maar overdag lekker warm. Dit betekende vooral steeds verplicht met 3 liter water meeslepen. In de nacht kon het wel afkoelen tot 10 graden, dus ik was heel blij met het kampvuur (en de marshmallows) elke avond naast mijn slaapzakje op de grond. Het was raar maar ook heel leuk echt zo onder de mooie sterren te slapen, met volle maan, precies onder Mars, kijkend naar Saturnus en Jupiter. Perfect nights with view of the MilkyWay. Tot het ineens hard begint te waaien en je hele bepakking wegwaait en je met je gezicht in een zandstorm ligt. Maar ik kan alleen zeggen dat ik kamperen mooi vindt. En voor de mensen die het zich afvragen: ja, er kunnen slangen, spinnen, en allerlei andere beesten zitten. Gewoon niet over nadenken. Of een magische beschermcirkel om je swag heen trekken, dat helpt natuurlijk zeker ook! Na Uluru doorgereden naar Alice Springs, de stad in het midden van Australië. Vanuit hier ben ik naar de MacDonnell Ranges gegaan. Dit is 400 km verlaten wereld in de woestijn waar zowaar water te vinden is. Onder andere de Ormiston gorge en Ellerly creek big hole. Lekker dus bij het water gezeten, uitkijkpunten bezocht en beetje gewandeld bij Orche pits.
Alice Springs is niet bepaald de veiligste stad. Voor mij met name ook omdat ik de Aboriginals gewoonweg niet ken of kan inschatten. Er rijdt enorm veel politie rond en het eerste wat mijn kamergenootjes zeiden was “zorg dat de deur dicht blijft want buurtkinderen klimmen zo binnen en stelen alles”. Ook was er de dag ervoor iemand overvallen... Maar desalniettemin was het gezellig, leuk uit eten en stappen. Alice Springs staat verder bekend omdat John Flinn hier onder een monument begraven ligt. Dit is de oprichter van de Royal Flying Doctor Service, met een base in elke capitapal city in Australië en in Alice de main base. Dit is trouwens gratis, ze landen gewoon op de highway en er passen zo’n 6 mensen in die helicopter. Maar eerst gaat er politie heen om 1 km van de weg af te zetten. Ook heeft deze man de School of Air opgericht voor de heel afgelegen kinderen die dan toch school konden krijgen via de radio. Dat is nu online overigens en is grootste (en belangrijkste) schoolgemeenschap van Australië.
De boomerangs die iedereen kent zijn aerodynamisch gemaakt zodat ze spinnen en je hem terug kan vangen. Leuk speelgoed nu, maar dit werd vroeger gebruikt om te jagen op grote vogels die op het meer zitten. Dan jaag je ze eerst op met je boomerang en zodra ze boven land vliegen kan je ze speren. Als je ze alleen zou neerhalen dan heb je er niks aan, want je kan niet het water in in verband met crocs dus daarom moet je ze opjagen en pas speren boven land. Verder zijn er ook nog grote (meter) 7-vormige boomerangs die van acaecia’s gemaakt zijn. Deze zijn heel scherp en gebruikt voor het jagen op kangaroos/emus. Dit zijn erg grote snelle dieren natuurlijk, dus wat je doet is hun benen breken met de boomerang zodat ze niet meer kunnen wegrennen. Daarna kan je ze op hun hoofd doodslaan. #handigetips, mocht je het ooit nodig hebben.
Vanuit Alice Springs ging de reis door naar Darwin, in het noorden, weer een tripje van dezelfde afstand. De belangrijkste stoppunten on route waren de Devils’ marbles: mega grote rotsen random in de woestijn. De Daly waters pub; een beroemde pub in de middle of nowhere met een leuke decoratie (dat hebben alle outback pubs wel eigenlijk, zo’n Florida/cowboy-style). In deze pub wordt al jaren ondergoed opgehangen bij het verliezen van een potje poolen. Verder lekker gezwommen en gechilled bij de Mataranka thermal pools. Van de woestijn dus geupgrade naar het regenwoud. Deze warmwaterstroom was helemaal overkoepeld met overhangende palmbomen, super mooi. Ook nog gewandeld en van het uitzicht genoten bij Katherine: Nitmiluk National Park en gezwommen bij geweldig mooie watervallen (Katherine Gorge).
Darwin: the Top End. En om de afstand in Australië weer aan te geven, dit ligt dichter bij Bali dan Bondi (Sydney-beach). Darwin was: leuk? Het was een heel mooi einde van een geweldige outbacktour. In Darwin zelf was stiekem niet heel veel te doen, maar ik heb me niet verveeld. Het was lekker weer, gezellig, mooi, en leuk. Vanuit Darwin ben ik een dagje naar het Litchfield National Park gegaan. Daar een termietenheuvels gezien, een aantal watervallen bezocht en een stukje gewandeld. De laatste avond voor mijn vlucht nog naar een outdoor cinema geweest, lekker in ligstoelen met een hele fles antimuggenlotion een film kijken onder de sterrenhemel. Perfect en afgesloten met nog wat drankjes. Dat was het dan, the end of the Outback. Not to be continued, maar weer door naar een nieuw avontuurtje, het laatste stuk van mijn 9 maanden reisje. Het westen van Australië, te beginnen in Perth… Waar het zo’n 15 graden kouder is dan in Darwin, om alvast een beetje te acclimatiseren zullen we maar zeggen…